ik heb verloren/ik ben verloren, ik heb gefietst, ik ben gefietst
hebben of zijn
De werkwoorden hebben en zijn kun je gebruiken als hulpwerkwoorden. Soms kunnen hebben en zijn allebei, afhankelijk van de betekenis. De bekendste gevallen staan hieronder.
Vergelijkbare voorbeelden
1a Ik heb mijn spullen vergeten. (heb iets niet meegebracht)
1b Ik ben vergeten hoe je daar moet komen. (weet het niet meer)
2a Ik heb al mijn geld verloren. (bijv. in het casino)
2b Ik ben mijn portemonnee verloren. (ben hem kwijt)
3a Hij heeft mijn bevelen opgevolgd. (heeft gedaan wat ik zei)
3b Hij is mij opgevolgd. (heeft nu de functie die ik vroeger had)
4a Deze band heeft hier herhaalde malen opgetreden. (gespeeld)
4b De politie is te hard opgetreden. (heeft te hard ingegrepen)
5a De politie heeft hem weken gevolgd. (is zijn gangen nagegaan)
5b Hij is hem tot aan zijn huis gevolgd. (is hem achternagegaan)