aangehoord/aanhoord, overgelegd/overlegd
voltooid deelwoord met of zonder -ge-
Sommige werkwoorden zijn samengesteld uit twee delen, zoals ontvangen uit ont- en vangen. Die samengestelde werkwoorden kun je soms scheiden en soms niet. Bij voortbrengen hoort wel ik breng voort (scheidbaar), maar bij ontvangen hoort niet ‘ik vang ont’ (onscheidbaar).
Scheidbare werkwoorden krijgen bij het voltooid deelwoord ge- ín het woord: voortgebracht. Onscheidbare werkwoorden krijgen ge- ervóór (gestofzuigd) of geen ge-: Ik heb het ontvangen.
Er zijn ook werkwoorden met een scheidbare en een onscheidbare variant die een verschillende betekenis hebben. Dit lijkt ingewikkeld, maar je hoort het meteen: een scheidbaar werkwoord heeft de klemtoon op het eerste deel. Een paar voorbeelden staan hieronder.
Vergelijkbare voorbeelden
dóórlopen (scheidbaar): zij liep snel door – zij is snel doorgelopen.
doorlópen (onscheidbaar): hij doorliep het proces – hij heeft het proces doorlopen.
óndergaan (scheidbaar): de zon ging onder – de zon is ondergegaan.
ondergáán (onscheidbaar): ze ondergingen dit moedig – ze hebben dit moedig ondergaan.
óverdrijven (scheidbaar): de bui dreef over – de bui is overgedreven.
overdríjven (onscheidbaar): hij overdreef altijd – hij heeft altijd overdreven.
óverleggen (scheidbaar): zij legden de stukken over – zij hebben de stukken overgelegd.
overléggen (onscheidbaar): zij overlegde met haar advocaat – zij heeft overlegd met haar advocaat.