huilebalk, apetrots
tussen-n
In een samenstelling schrijf je -(e)n na een zelfstandig naamwoord met alleen een meervoud op -(e)n. Bijvoorbeeld boer + dochter wordt boerendochter en pan + koek wordt pannenkoek. Deze regel voor de tussen-n kent drie uitzonderingen:
1. De Koninginnedag-uitzondering
Schrijf geen tussen-n als het eerste deel verwijst naar een persoon of zaak die in de gegeven context enig is in zijn soort. Dit geldt voor de volgende vijf woorden: Hel (hellevuur), koningin (Koninginnedag), maan (maneschijn), Onze Lieve Vrouwe (onzelievevrouwebedstro) en zon (zonnebrand).
2. De beregoed-uitzondering
Schrijf geen tussen-n als het eerste deel een versterkende betekenis heeft en het geheel een bijvoeglijk naamwoord is. Dit geldt voor de volgende zeven versterkingen:
apetrots
beregoed
boordevol
pikkedonker
retegoed
reuzeleuk
stekeblind
3. De dageraad-uitzondering
Schrijf geen tussen-n als een van de delen niet of nauwelijks herkenbaar is als afzonderlijk woord in de oorspronkelijke betekenis: bolleboos, klerelijer, takkeweer, teutebel, ukkepuk, wielewaal, zinnebeeld. De lijst hieronder bevat een groot aantal van dit soort gevallen.
Vergelijkbare voorbeelden
apegapen
apekool
apelazarus
apezuur
ammehoela
ammelaken
assagaai
assegaai
assepoes
assepoester
avegaar
bakkebaard
bandelier
banderol
barrebiesjes
bellefleur
bekkeneel
bietebauw
bilzekruid
bollebof
bolleboos
bollejagen
bonnefooi
bruidegom
bullebak
burgemeester
dageraad
deuvekater
deuvekaters
duimelot
elleboog
ellepijp
elzevier
flierefluiten
gallemiezen
ginnegappen
habbekrats
hagedis
hakketakken
hakketeren
hannekemaaier
harrewarren
hassebasje
hassebassen
havezaat
havezate
hazewind
hazewindhond
heremiet
hittepetit
hobbezak
honnepon
horlepiep
horlepijp
hossebossen
hunebed
iezegrim
juttemis
juttepeer
kakebeen
kakement
kakenestje
kalebas
kalefateren
kattebelletje
kazemat
kierewiet
kinnebak
kinnesinne
kissebissen
klerelijer
klessebessen
koddebeier
koekeloeren
koekepeer
kokkerellen
kolerewerk
krakkemikkig
kribbekat
krikkemik
krikkemikkig
kruizemunt
kwispedoor
ledemaat
lellebel
leeuwerik
lorejas
madeliefje
maretak
marketentster
marsepein
marsepeinen
masteluin
nachtegaal
oelewapper
ooievaar
paarlemoer
papegaai
paperassen
parlesanten
parlevinken
petekind
pezewever
pielepoot
pierement
pierewaaier
pierewaaien
pierewiet
pietepeuteraar
pietepeuterig
pikketanis
poelepetaat
poppedeintje
postelein
prinsemarij
pruimedant
rammenas
rampetampen
ravelijn
redekavelen
rederijker
reutemeteut
rikkekikken
rikketik
rikketikken
ringeloren
robbedoes
rozemarijn
ruggespraak
schallebijter
scharrebier
scharretong
schattebout
schobbejak
schollevaar
seneblad
sikkeneurig
sikkepit
slettebak
snoezepoes
snorrepijp
spillebeen
spilleleen
spillepoot
sporkeboom
sporkehout
stedehouder
takkeweer
teutebel
tinnegieter
totebel
truttebol
tuttebel
ukkepuk
vagebond
vagebonderen
vagevuur
varekoe
viezevazen
wallebak
wallebakken
wegedoorn
wielewaal
wissewasje
zenegroen
ziegezagen
zielement
zinnebeeld
zinnebeeldig