10. Wanneer is het 'hen' en wanneer 'hun'?
Een oude schoolregel over het gebruik van hen en hun luidt als volgt: Gebruik hen na een voorzetsel en als lijdend voorwerp, en hun als meewerkend voorwerp (zonder voorzetsel).
Gebruik hen na een voorzetsel.
Wie ging er bij hen staan?
Voor hen die vielen.
De actievoerder overhandigde aan hen de handtekeningen.
Gebruik hen als lijdend voorwerp.
De minister diende hen van repliek.
Wat hen betreft, gaat de zaak gewoon door.
Gebruik hun als meewerkend voorwerp, zonder voorzetsel.
De actievoerder overhandigde hun de handtekeningen.
Zijn hun nog andere zaken opgevallen?
De regels voor hen en hun zijn nogal kunstmatig. En soms is ook niet duidelijk of het om een lijdend voorwerp gaat of om een meewerkend voorwerp. U kunt in veel gevallen het probleem omzeilen door ze te gebruiken in plaats van hen of hun.
Ik vraag het hun/ze wel even.
Ik heb hen/ze niet gezien.
Geef de boeken maar aan hen/aan die mensen.
Lezen blijft hun/hen/ze bij.
Oefenen? Maak de stijloefeningen op de website. Zie voor meer informatie de Schrijfwijzer, paragraaf 7.3.2.