Vormovereenkomst tussen kenmerken van woorden of woordgroepen. Het bekendste voorbeeld is de vormovereenkomst tussen het onderwerp en de persoonsvorm in persoon en getal. In een zin als Wij loop door de stad zijn de persoonsvorm (loop) en het onderwerp (wij) niet op elkaar afgestemd; er is sprake van incongruentie. De persoonsvorm staat namelijk in het enkelvoud en het onderwerp in het meervoud.