Er is een betekenisverschil.

 

kennen

bekend zijn met, beheersen
Ik ken een beetje Spaans, maar ik kan me er zeker niet in redden.

 

kunnen

mogelijk zijn, in staat zijn
Ik kan al een beetje Spaans spreken, maar ik ken de grammatica nog onvoldoende.

 

Bij kennen hoort een lijdend voorwerp; in de voorbeelden hierboven Spaans en grammatica. Bij kunnen hoort een werkwoord; in de voorbeelden hierboven redden en spreken.

 

In de Randstad wordt kennen en kunnen nog weleens door elkaar gebruikt: Mevrouw, ken het zijn dat ik u kan van vroeger? Nu heten die verhaspelingen onbeschaafd, maar al in het Middelnederlands werd kunnen gebruikt in de betekenis 'bekend zijn met'.