Er is een subtiel betekenisverschil.

 

buis 

langwerpig, hol, cilindrisch voorwerp, ‘het aanzicht van buiten’

 

Foto’s van verroeste gasbuizen dienden als bewijsstuk voor nalatigheid in onderhoud.

 

pijp 

langwerpig, hol, cilindrisch voorwerp, ‘wat er doorheen gaat’

 

Rusland gaat meer olie naar China exporteren via een nieuwe pijpleiding. 

 

Een buis en een pijp komen overeen in de betekenis ‘koker’, maar het verschil zit in het aspect ‘buitenkant-binnenkant’. Dat zie je ook aan de maataanduiding. Voor de dikte van een buis is de buitendiameter de maat, voor de pijp de binnendiameter. En de wand van een buis is vaak gladder en dunner. Het onderscheid ‘buiten-binnen’ zorgt er ook voor dat combinaties zoals de volgende vreemd klinken:

 

  1. broeksbuis, kachelbuis, regenbuis 
  2. beeldpijp, de pijp van Eustachius, reageerpijp, tunnelpijp

 

In de voorbeelden bij 1 gaat het eerder om wat er door zo’n ‘buis’ heengaat, de binnenkant. Daarom is het broekspijp, enz. In de voorbeelden onder 2 ligt het accent op de buitenkant of de totale omvang, inclusief de wand. Daarom is het beeldbuisde buis van Eustachius, enz. En wat is een aannemelijke verklaring voor de naam de Pijp, een wijk in Amsterdam? Die wijk heet zo omdat het verkeer daar door nauwe straten moet; hier dus ook het accent op ‘wat er doorheen gaat’.

 

Het is zo’n mooi onderscheid: ‘buiten-binnen’. Maar toch valt er wel iets op af te dingen. Wanneer we spreken over de mode in broekspijpen bijvoorbeeld, bedoelen we toch de buitenkant of de vorm. En de buis van Eustachius kan toch verstopt raken? Het gaat dan echter om de binnenkant. Laten we het er maar op houden dat het taalgebruik altijd grilliger is dan welk onderscheid dan ook.

 

We hebben dus buis en pijp, voor ‘een weg in een holle ruimte’. Dat lijkt al wat overdadig. Maar onze taal kent nog minstens drie andere woorden, terwijl we toch best zouden kunnen leven met: gehoorpijpdarmpijpliftpijp. Maar nee, onze taal trakteert ons ook nog op gehoorgangdarmkanaal en liftschacht. Dankjewel!

 

Een buis en een pijp zijn beide hol. En hoe heet dan een niet-holle buis of pijp? Daarvoor hebben we woorden als staaf en stang. Een staaf (van goud of banket) is doorgaans niet rond, maar een stang (van een fiets of een gewei) doorgaans wel. O ja, weer die rijkdom, we kennen ook nog roe(de) voor gordijntjes of traplopers of – ‘héél, héél vroeger – die twijgjes van de assistent van de Sint.