Er is betekenisverschil.
hopen
verwachten dat iets positiefs werkelijkheid wordt
Ik hoop wel dat we nog op tijd aankomen.
vertrouwen
erop rekenen dat iets waar is; ervan uitgaan dat iemand oprecht is of zijn belofte nakomt
Ik vertrouw altijd op mijn intuïtie.
Om het eens moeilijk te zeggen: het verschil tussen beide werkwoorden zit in het realiteitsgehalte van het object. Je hoopt op iets wat er nog niet is, en je vertrouwt op iets wat er in principe wel is, maar (nog) niet zichtbaar is. Daarom kun je wel zeggen: Hopen tegen beter weten in, maar niet Vertrouwen tegen beter weten in. En als vertrouwen wordt beschaamd, kun je nog wel blijven hopen dat het de volgende keer niet wordt beschaamd. Vertrouwen heeft dus een basis in de realiteit, maar hopen is eerder een verlangen of een verwachten. Beide woorden in één zin? Wij hopen dat u hier een aangenaam verblijf heeft en vertrouwen erop dat u de huisregels in acht neemt.
De betekenissen verschillen dus, maar een deel van de tweede betekenis van vertrouwen lijkt toch wel heel veel op die van hopen. Een belofte gaat doorgaans over iets positiefs dat nog werkelijkheid moet worden. Vertrouwen in deze betekenis is daarmee iets sterker dan hopen. Vergelijk beide woorden in de volgende zin: Ik hoop dat hij een toezegging wil doen, en vertrouw er dan ook op dat hij die nakomt.
Omdat vertrouwen in die tweede betekenis iets sterker is dan hopen, zou je in combinatie eerder de climax-volgorde Ik hoop en vertrouw verwachten dan andersom Ik vertrouw en hoop. Toch komt ook deze volgorde voor. Vergelijk:
1. Ik hoop en vertrouw op uw medewerking.
2. Ik vertrouw en hoop op uw medewerking.
Vraag: geeft de schrijver van deze zinnen zo ook inzicht in de sterkte van zijn verwachting? Ja, heel subtiel. Omdat hopen iets minder sterk is dan vertrouwen, lijkt de schrijver van zin 1 overtuigder van de medewerking dan de schrijver van zin 2.