De woorden betekenen hetzelfde, maar er lijkt een subtiel nuanceverschil aanwijsbaar.
nonsens
onzin: niet in overeenstemming met de werkelijkheid, ‘slaat nergens op’
De cursus voor het Klein Vaarbewijs wordt moeilijk genoemd, maar dat is echt nonsens.
onzin
nonsens: niet waar, onlogisch
Veel mensen denken dat migraine psychisch is, maar dat is echt onzin.
Voor zover er een verschil is, lijkt het een verschil tussen de werkelijkheid of de waarneming en de logica of het redeneren. Daarmee is onzin eerder iets dat in strijd is met een logische redenering, en is nonsens een veel ruimere aanduiding voor iets dat aantoonbaar niet in overeenstemming is met de werkelijkheid. Er zijn ook taalgebruikers die een gradatieverschil aanvoelen: nonsens zou dan iets sterker zijn dan onzin. Met enige goede wil valt dit te verklaren uit het gemaakte onderscheid. Als iets onlogisch is (onzin), valt dat iets minder op dan dat iets ‘onwerkelijk’ is (nonsens). Het is overigens opmerkelijk dat onze taal zoveel synoniemen kent voor onzin of nonsens: van apekool tot zotteklap. Neem woorden als: beuzelpraat, flauwekul, gebazel, geklets, gelul, kletspraat, kul, kolder, lariekoek … Hoe komt het toch dat onze taal toestaat dat er zoveel woorden bestaan voor hetzelfde verschijnsel? Graag waag ik me aan een verklaring. Dat komt omdat wij zo vaak iets zeggen wat kant noch wal raakt. Maar misschien is dit wel nonsens of onzin.