Deze woorden voor ‘lichtbeweging’ verschillen in betekenis.
flikkeren
van licht: snel en onregelmatig in sterkte variëren
Nog steeds kunnen ledlampjes gaan flikkeren als er een ander apparaat aangaat.
knipperen
van licht: snel en herhaald aan- en uitgaan
Knipper maar even met de lichten als je ons hofje op komt rijden.
Het verschil is het verschil tussen ‘een beetje’ en ‘helemaal’. Bij flikkeren gaat het om de variatie in lichtsterkte, zoals in: Je ziet dat het hier tocht want de kaars flikkert. Dus het vlammetje blijft aan. Bij knipperen is het een herhaald, heel kort ‘aan-uit’. Of ook een herhaald, heel kort ‘open-dicht’, zoals in: Zullen we doen wie het langst kan blijven kijken zonder met de ogen te knipperen?
Beide woorden behoren tot een bijzondere klasse van werkwoorden. Het gaat hier om de zogenoemde frequentatieven, werkwoorden op -el of -er die een herhaling uitdrukking: trappen – trappelen, stuiten – stuiteren, enz. Zo mooi! Onze taal kent een aparte klasse werkwoorden voor herhaalde bewegingen! En we hebben er zelfs twee termen voor. Die werkwoorden heten niet alleen frequentatieven, maar ook iteratieven.
Flikkeren wordt wel verklaard als een contaminatie van ‘flakkeren’ en ‘blikken’ (in de betekenis van ‘kijken’), dus een steeds herhaalde blik met de ogen. Maar flakkeren betekent nu ‘zachtjes flikkeren’ of de laatste fase voor het uitdoven van een lichtbron, zoals in een flakkerend haardvuur of een flakkerend vlammetje. Dus flakkeren als afzwakking van flikkeren. En we hebben ook nog een versterking, namelijk schitteren. Als je onze rijke woordenschat nu nog niet bewondert, dan moet je maar wat anders gaan lezen. De snelle lichtbeweging van flikkeren heeft trouwens ook nog geleid tot betekenissen als ‘smijten’ en ‘met kracht vallen’, zoals in: Zij heeft hem het huis uit geflikkerd en Hij is van de trap geflikkerd.
Knipperen is een frequentatief (of iteratief!) van ‘knippen’, zoals in het knippen met een schaar. Het gaat dan om de snelle beweging van open-dicht.
Onze taal kan nóg preciezer speciale bewegingen of effecten van een herhaalde lichtbeweging uitdrukken. Neem fonkelen en flonkeren. Deze woorden worden gebruikt als de lichtbron heel ver weg is, zoals bij sterren, of als de lichtbron indirect is, zoals bij de ogen. Zie ook elders in het Verwarwoordenboek bij het verwarpaar ‘glanzen-glimmen'. Fonkelen lijkt iets sterker of levendiger dan flonkeren. En flonkeren lijkt iets minder beweging te suggereren. Ik kan niet ophouden met frequentatieven en iteratieven over licht! We hebben ook nog glinsteren! Zit daar een gradatie in? Van flonkeren via glinsteren naar fonkelen? Ja, dat zou mooi zijn. Dus in glinsterende ogen zit meer gloed en in fonkelende ogen zit meer vuur.
Opmerkelijk is trouwens dat een werkwoord als flitsen – een korte krachtige lichtstoot geven – geen frequentatief kent als ‘flitselen’ of een iteratief als ‘flitseren’. Terwijl er toch best een betekenis denkbaar is. Bijvoorbeeld als je herhaaldelijk geflitst bent.