De woorden geven een miniem verschillend perspectief op ‘ongelijkheid’, en de woorden worden ook anders gebruikt.
anders
niet gelijk, de vergelijking gaat ‘één kant op’, afwijkend:
A is anders dan B, of B is anders dan A; ook: vreemd
- Mijn benadering van deze kwestie is heel anders dan die van jou.
- De meerderheid is voor deze maatregel, maar wij kijken daar anders tegen aan.
verschillend
niet gelijk, de vergelijking is ‘over en weer’, onderling afwijkend:
A en B zijn verschillend
- Wij gaan het helaas niet eens worden, onze benadering is heel verschillend.
- Hebben jouw dagen steeds dezelfde indeling? Nee, dat is erg verschillend.
Het verschil tussen anders en verschillend zit in het woordje ‘onderling’: anders is ‘afwijkend’, verschillend is ‘onderling afwijkend’. Daarom kun je wel zeggen Ik ben anders maar niet Ik ben verschillend. Toch kan er soms verwarring optreden. Er was ooit een persconferentie van twee ministers met heel kritische vragen over het overheidsbeleid, en die ministers leken niet dezelfde visie te hebben. Op een gegeven moment zei een van de ministers:
- Misschien staan we hier ook een beetje anders in.
“Aha”, reageerde een journalist, “dus u geeft toe dat u van mening verschilt met uw collega.” Waarop de minister antwoordde: “Nee, wij staan hier beiden anders in dan de mensen die kritiek hebben op het overheidsbeleid.”
Moeilijke vraag: Betekenen de volgende zinnen precies hetzelfde?
- Wij zijn zo anders.
- Wij zijn zo verschillend.
Sommige taalgebruikers voelen hier een subtiel verschil. Bij anders gaat het eerder om het innerlijk vreemd zijn voor elkaar, en bij verschillend gaat het eerder om uiterlijk waarneembare verschillen.
Het woordje anders heeft ook nog andere betekenissen. Twee daarvan zien we in het volgende fragment uit een moeder-dochtergesprek
- Je moet eerst je kamer opruimen. Anders mag je niet op je iPad.
- Maar ik heb mijn kamer opgeruimd!
- Nou, daar zie ik anders niks van.
Anders kan ook betekenen ‘in het andere geval’ of ‘in dát andere geval. En anders kan ook de betekenis ‘eigenlijk’ of trouwens’ hebben. In beide betekenissen speelt de ontkenning een belangrijke rol: Als je je kamer niet opruimt, dan … En: Ik vind dat je je kamer niet hebt opgeruimd, dus … Natuurlijk kan het zijn dat in het laatste voorbeeld de dochter vindt dat ze haar kamer wel heeft opgeruimd, maar dan wordt daar dus verschillend over gedacht.