Een zwak of regelmatig werkwoord is een werkwoord waarbij de klinker gelijk blijft in de verleden tijd. (De klinker is als het ware te 'zwak' om te veranderen.) Bij zwakke werkwoorden wordt de verleden tijd gevormd door -de(n) of -te(n) achter het 'hele werkwoord min -(e)n' te zetten: spelen – speelde – gespeeld, dansen – danste – gedanst. Zie ook sterk werkwoord.