Vaktermen

Meewerkend voorwerp.

De weergave van iemands woorden of gedachten in een andere vorm. Jan zei dat hij wegging. (De directe rede is Jan zei: "Ik ga weg.")

Een heel werkwoord (geen persoonsvorm of voltooid deelwoord). In de zin Ik zou jou wel eens hebben willen zien staan kijken staan vijf infinitieven achter elkaar.

Een werkwoord, een zelfstandig naamwoord, een bijvoeglijk naamwoord of een bijwoord. Dit is een zin met drie inhoudswoorden. Zie ook functiewoord.

Een afkorting die bestaat uit de eerste letters van een woordgroep of soms uit de eerste letters van delen van een woord: pr voor 'public relations' en tv voor 'televisie'. Een initiaalwoord wordt letter voor letter uitgesproken en zonder punten geschreven. Andere voorbeelden: ICT, KLM, pc.

Ook wel: het gebruik van leestekens. Leestekens zijn tekens om de lezer te helpen. Voorbeelden zijn: , ; ? ! “ .

De zinsmelodie of het toonhoogteverloop in een zin. Bij een vraagzin gaat de intonatie aan het einde omhoog.

De volgordewisseling van onderwerp en persoonsvorm. De standaardvolgorde is Zij (onderwerp) bedankte (persoonsvorm) hem. Een zin die niet met een onderwerp begint, heeft meestal inversie Bedankte zij hem? Toen bedankte zij hem.

De binnen een vakgebied of beroepsgroep gebruikelijke vakterminologie of vaktaal (vaak niet-begrijpelijk voor niet-ingewijden).

Het geluid waarvoor een bepaalde letter(combinatie) het symbool is. In weledel symboliseren drie dezelfde letters drie verschillende klanken: de e van bel, de evan zee en de e van de. In blijheid symboliseren de lettercombinaties ij en ei dezelfde klank. De laatste drie letters van niveau symboliseren samen de klank o.