De woorden overlappen in betekenis, maar er zijn ook subtiele verschillen.
achterdocht
een houding van ‘ergens iets achter zoeken’, argwaan
Zal de nieuwe fractieleider erin slagen om de jarenlange partijcultuur van achterdocht te veranderen?
argwaan
een, soms ook onterecht, vermoeden van kwade bedoelingen (slaat eerder op een handeling), achterdocht
Je moest werken, zei je. Maar je was niet op kantoor, hoorde ik. En in zijn stem klonk argwaan.
wantrouwen
de afwezigheid van vertrouwen (meer algemeen)
- Na die ene misstap van haar bleef hij steeds vol wantrouwen over haar bedoelingen.
- De minister overleefde ternauwernood een motie van wantrouwen.
De overlap in betekenis is dat je iets niet vertrouwt. Het woord wantrouwen heeft de meest algemene betekenis met wan in de betekenis ‘gebrek aan’ (zoals in ‘wanorde’). Tussen de woorden achterdocht en argwaan bestaat ook een klein stijlverschil: achterdocht is iets formeler of ouderwetser dan argwaan.
Het woord achterdocht komt van ‘overdenken’, en vandaaruit is de betekenis voorstelbaar dat je denkt dat ergens ‘iets achter zit’. Bij argwaan gaat het erom dat je ‘waant’ dat iets ‘arg’ of ‘erg’ afloopt. Met die ‘waan’ is dan ook uitgedrukt dat je dat ten onrechte kunt denken.
De woorden achterdocht en argwaan worden vaak door elkaar gebruikt. Maar welk woord kiest u op welke plek?
- Dementie is zo erg. En dan ook nog die … Mijn vader is steeds vaker zijn horloge kwijt en vraagt dan vol … aan mij of ik het gestolen heb!
Mijn voorkeur gaat uit naar: eerst achterdocht en dan argwaan. Bij achterdocht denk ik eerder aan een houding of instelling van een persoon, en bij argwaan eerder aan een vermoeden over een handeling van een ander. Je kunt wel achterdochtig van aard zijn, maar niet argwanend van aard.
Bij achterdocht hoort achterdochtig en bij argwaan hoort argwanend. Maar wantrouwen kent beide vormen: wantrouwig lijkt eerder een eigenschap, een wantrouwig persoon, en wantrouwend lijkt eerder een tijdelijke houding.
Als toegift nog een voorstel om wat meer persoonlijke kleur te krijgen in de Nederlandse politieke cultuur. We kennen in Kamerdebatten drie soorten moties, in toenemend politiek gewicht. In een motie van treurnis wordt iets betreurd. In een motie van afkeuring wordt beleid afgekeurd, maar de bewindspersoon hoeft niet weg. In een motie van wantrouwen wordt het vertrouwen opgezegd; als zo’n motie wordt aangenomen, moet de bewindspersoon vertrekken.
Maar we zouden nog twee andere moties kunnen invoeren. Een motie van achterdocht waarmee de indieners zeggen dat ze ergens niet in geloven, en een motie van argwaan waarmee de indieners beweren dat een minister kwade bedoelingen heeft, of waarmee de indieners bekennen dat ze ten onrechte kwade bedoelingen hebben vermoed.