Lastige lijstjes
Wanneer schrijf je samenstellingen aan elkaar of wanneer gebruik je bijvoorbeeld een trema? Hier vind je een overzicht van lastige onderdelen van de Nederlandse spelling.
Aswoensdag, Kerstmis, kerstvakantie (hoofdletters bij feestdagen)
barbecueën, ideeën (trema)
akkoord, product (c of k)
aangehoord/aanhoord, overgelegd/overlegd (voltooid deelwoord met of zonder -ge-)
Burgerlijke Stand, College van Bestuur (hoofdletters bij bestuursorganen, instellingen e.d.)
caissière, dedain (accent of niet)
boxer short, free lance (Engelstalige woordgroep)
aambeeld/aanbeeld, bloes/blouse (dubbelvormen)
christendom, socialisme (hoofdletters bij stromingen)
de raad - hij/zijn, de vergadering - zij/haar (verwijzing)
de/het vmbo, de/het groentesap (de of het)
doe-het-zelfzaak, knip-en-plakwerk (samenkoppeling)
dreumesen, monniken (meervoud van woorden op -es, -ik)
ervan afvallen/ervan af vallen (‘er’, ‘hier’, ‘daar’, ‘waar’ + voorzetsel + werkwoord)
Eskimo, indiaan (hoofdletters bij volk/inwoner)
huilebalk, apetrots (tussen-n)
ik heb verloren/ik ben verloren, ik heb gefietst, ik ben gefietst (hebben of zijn)
kandidaten-notaris, ministers-president (meervoud bij tweeledige titel of functie)
lauwerkrans (au of ou)
luxe-uitvoering, mini-jurk (klinkerbotsing)
musea, centra (meervoud op -a)
neiging/nijging, bereiden/berijden (ei of ij)
niets is minder waar, niet in het minst/niet het minst (positief/negatief)
oma’s hoed, auto’tje (apostrof)
pluchen, katoenen (stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden)
prijsgeven, maathouden (samengestelde werkwoorden)
schiep/schepte, zon/zinde (dubbele vervoeging)
te allen tijde, ternauwernood (oude naamvallen)
ten slotte/tenslotte, zo lang, zolang (aan elkaar of niet)
veelgevraagd, drukbezocht (aan elkaar of niet)
win-winsituatie, zwart-witfoto (samenstelling met gelijkwaardige delen)