Een woordgroep (van drie delen) die de functie heeft van een voorzetsel: door middel van, naar aanleiding van, met betrekking tot.
Vaktermen
Zowel in de Schrijfwijzer als op deze website is het gebruik van vaktermen zo veel mogelijk vermeden. Waar nodig is direct beknopt uitleg gegeven. Wanneer de uitleg onvoldoende is, kan deze lijst mogelijk uitkomst bieden. Let op: het gaat om vereenvoudigde definities.
Voorzetselvoorwerp
Een zinsdeel dat begint met een voorzetsel dat bij een werkwoord hoort. Vergelijk De directeur staat op het plein en De directeur staat op gehoorzaamheid. In het tweede voorbeeld is op een vast voorzetsel bij staan.
Vragend voornaamwoord
Een voornaamwoord dat als vraagwoord dient: wie, wat, waar, hoe, wanneer, welke.
Wederkerend voornaamwoord
Een voornaamwoord waarmee wordt verwezen naar het onderwerp van de zin: Jan wast zich(zelf) . Andere vormen van zich zijn: mij, je, u, haar, ons, jullie.
Wederkerend werkwoord
Een werkwoord dat gecombineerd kan worden met zich of een ander wederkerend voornaamwoord: zich scheren, zich vergissen.
Wederkerig voornaamwoord
Een wederkerend voornaamwoord met de betekenis 'wederzijds': Zij helpen elkaar (of elkander).
Werkwoord
Een woord dat een handeling, gebeurtenis, proces of toestand aanduidt: werken, vullen, zitten. Van een werkwoord kan, op een enkele uitzondering na, een persoonsvorm gemaakt worden met ik, jij, hij, enz. Werkwoorden kunnen sterk (onregelmatig), zwak (regelmatig), onvolledig, samengesteld, wederkerend en wederkerig zijn. Als het werkwoord geen hulpwerkwoord of koppelwerkwoord is, is het een zelfstandig werkwoord.
Werkwoordelijke uitdrukking
Een vaste woordcombinatie met een werkwoord als kern: Op de kast jagen. In het geweer komen tegen.
Werkwoordstijden
Het werkwoord kent acht tijden.
onvoltooid tegenwoordige tijd | ik loop | |
onvoltooid verleden tijd | ik liep | |
voltooid tegenwoordige tijd | ik heb gelopen | |
voltooid verleden tijd | ik had gelopen | |
onvoltooid toekomende tijd | ik zal lopen | |
onvoltooid verleden toekomende tijd | ik zou lopen | |
voltooid toekomende tijd | ik zal gelopen hebben | |
voltooid verleden toekomende tijd | ik zou gelopen hebben |
Woordgeslacht
Het grammaticaal geslacht van een zelfstandig naamwoord: mannelijk (de auto), vrouwelijk (de boederij), onzijdig (het huis).