Een woord dat iets zegt over een werkwoord, een bijvoeglijk naamwoord, een ander bijwoord of over een hele zin. De storm kwam onverwacht. Hij belde tevergeefs. Jan slaapt waarschijnlijk nog niet.
Vaktermen
Zowel in de Schrijfwijzer als op deze website is het gebruik van vaktermen zo veel mogelijk vermeden. Waar nodig is direct beknopt uitleg gegeven. Wanneer de uitleg onvoldoende is, kan deze lijst mogelijk uitkomst bieden. Let op: het gaat om vereenvoudigde definities.
Bijzin
Een bijzin is een 'deelzin' die afhankelijk is van een hoofdzin. Een voorbeeld: Jan zei dat hij ziek was. Het gedeelte 'Jan zei' is de hoofdzin, het gedeelte 'dat hij ziek was' is de bijzin. In een bijzin staat, in tegenstelling tot in een hoofdzin, altijd een zinsdeel tussen het onderwerp en de persoonsvorm. (Een uitzondering vormen de ingebedde citaten: Jan zei "Ik ben ziek.")
Bladspiegel
De indeling van de tekst op een pagina (samenspel van kantlijnen of marges, met regellengte en witruimte).
Cijferwoord
Een woord waarin een of meer cijfers gebruikt worden: A4'tje, 65+'er, 06-nummer.
Citaat
De letterlijke weergave van geschreven of gesproken woord. Bij de weergave van een citaat worden altijd aanhalingstekens gebruikt. Hij zei: "Ik heb hier echt problemen mee."
Congruentie
Vormovereenkomst tussen kenmerken van woorden of woordgroepen. Het bekendste voorbeeld is de vormovereenkomst tussen het onderwerp en de persoonsvorm in persoon en getal. In een zin als Wij loop door de stad zijn de persoonsvorm (loop) en het onderwerp (wij) niet op elkaar afgestemd; er is sprake van incongruentie. De persoonsvorm staat namelijk in het enkelvoud en het onderwerp in het meervoud.
Contaminatie
Een (foutieve) vermenging van twee woorden of constructies. Optelefoneren is een (foutieve) combinatie van opbellen en telefoneren. Die ring kost duur is een vermenging van Die ring kost veel en Die ring is duur.
Derde naamval
De datief, of derde naamval, is de naamval die gebruikt wordt om te verwijzen naar de 'ontvangende' of 'belanghebbende partij': Karel gaf Marie een zoen. Het is hun gelukt. Een zinsdeel in de derde naamval heeft meestal de functie van meewerkend voorwerp: Ik geef het (aan) hem. Een derde naamval zien we ook in: bij dezen, met dien verstande.
Dialect
Een streektaal behorende tot een nationale taal of standaardtaal. Enkele dialecten van het Nederlands: Twents, Brabants, Haags. De volgende definitie is te kort door de bocht, maar wel handzaam: een dialect is een taal zonder leger.